Hoestende werknemer met corona toch ontslagen
Zwaar hoestend op het werk verschijnen is in coronatijd misschien geen goed idee. Een medewerker van een chemiebedrijf doet dit afgelopen maart toch en weigert naar huis te gaan, ook al adviseren zijn collega’s hem dat en schrijft het coronaprotocol dat ook voor. Twee dagen later blijkt hij besmet met corona en heeft hij vermoedelijk een ander aangestoken. De werkgever wil hem daarop ontslaan en de rechter is het daar mee eens. Dat blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 6 augustus.
Verwijtbaar handelen
De werkgever verzoekt de kantonrechter de werknemer te ontslaan vanwege ernstig verwijtbaar handelen (e-grond), wegens een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en wegens de i-grond, een combinatie van omstandigheden. Ter ondersteuning zijn er verklaringen van collega’s dat de werknemer ernstige hoestklachten had, dat zij hem hebben gevraagd om die reden naar huis te gaan. Maar de werknemer ontkent dit. Hij vindt juist dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en eist een billijke vergoeding van € 200.000.
Uitspraak
De rechter is het deels eens met de werkgever. Op het werk verschijnen met verkoudheidsklachten -in strijd met de interne coronaregels en het advies van de overheid – is weliswaar onverantwoord en verwijtbaar, maar niet ernstig verwijtbaar. Er is dus geen basis voor ontslag op de e-grond. Wel op basis van de g-grond: er is sprake van een verstoorde verhouding omdat de hoestende werknemer niet naar huis is gegaan nadat tenminste vier collega’s hem dat uitdrukkelijk hebben geadviseerd. Daarmee heeft de werknemer het vertrouwen van deze collega’s en ook van zijn leidinggevenden beschaamd. Door voor de rechter vol te houden dat de verklaringen van zijn collega’s en leidinggevenden niet geloofwaardig zijn, impliceert de werknemer dat zijn collega’s eigenlijk liegen. Daarmee heeft hij de vertrouwensbreuk nog groter gemaakt. De werknemer had er beter aan gedaan zijn excuses aan te bieden.
Geen billijke vergoeding
De werknemer krijgt dus geen afkoopsom, de rechter verwerpt de eis van € 200.000. Wel krijgt de werknemer zijn loon doorbetaald gedurende de normale opzegtermijn en krijgt hij de normale transitievergoeding, omdat er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Aangezien hij al sinds 1999 in dienst was, gaat het om een transitievergoeding van ruim € 23.000.