Niet 10 minuten te vroeg? Geen grond voor ontslag op staande voet
Een werknemer komt keurig op tijd op het werk, maar de werkgever verwacht dat de werknemer tien minuten eerder aanwezig is – onbetaald – voor een overdracht van de dienst. Als de werknemer dat weigert, krijgt ze ontslag op staande voet. Dat kan natuurlijk niet, zegt de kantonrechter, en die extra tien minuten is gewoon loonplichtig, aldus de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 12 november 2020.
Casus
Een werknemer van organisatie Dimass, een uitbater van webshops, moet altijd tien minuten voor haar dienst begint aanwezig zijn op de werkvloer vanwege werkoverdracht. Haar werkgever betaalt deze tien minuten niet uit. Werknemers moeten de huisregels van het bedrijf ondertekenen waarin de tien-minutenregel is opgenomen, voordat zij het arbeidscontract mogen ondertekenen.
Te laat
De werknemer komt dan ook bijna altijd ‘te laat’ op het werk, volgend de werkgever, maar is er altijd wel als haar eigen dienst begint. De werkgever heeft haar er al meerdere keren op aangesproken, maar ze vindt dat een werkgever niet kan eisen onbetaald eerder naar je werk te komen. Het laatste gesprek eindigt in een ruzie met ontslag op staande voet tot gevolg.
Kantonrechter
Ook al heeft de werknemer snel een andere baan, toch wil ze het ontslag op staande voet aanvechten bij de kantonrechter. Ze eist vernietiging van het ontslag op staande voet, uitbetaling van loon tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst correct is beëindigd, uitbetaling van de wettelijke transitievergoeding en een billijke vergoeding voor het onterechte ontslag.
Uitspraak
De kantonrechter stelt de werknemer in het gelijk. Als de werkgever daadwerkelijk vindt dat de tien minuten voor aanvang van de dienst cruciaal zijn voor een goede overdracht tussen collega’s, dan moet de werkgever deze overdrachtstijd ook als werktijd uitbetalen. Of de werknemer de huisregels heeft ondertekend, maakt voor de kantonrechter niet uit. Het ontslag op staande voet wordt ongeldig verklaard.
Vergoeding
Omdat de werknemer op 2 september 2020 niet rechtsgeldig in ontslagen, heeft zij recht op een vergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn van haar arbeidscontract door de werkgever. Deze vergoeding is gelijk aan het loon en loopt tot het eind van het dienstverband bij een rechtsgeldige opzegging, tot 1 november 2020. De vergoeding bedraagt € 1.965,60 bruto per maand over de periode vanaf 2 september tot 1 november 2020. Daar bovenop krijgt de werknemer de resterende vakantiedagen en het vakantiegeld, € 400 ingehouden cursusgeld, € 327,60 bruto transitievergoeding en € 1.000 bruto aan billijke vergoeding.