Wet flexibel werken niet altijd gunstig voor werknemer
Een douanemedewerker wil meer werken en dient een verzoek voor urenuitbreiding in bij de werkgever op 13 november 2019. De werknemer wil vanaf 1 februari 2020 graag 40 in plaats van 36 uur per week werken. Na lang wachten krijgt de werknemer op 13 mei 2020 reactie: de werkgever wijst het verzoek af.
Wet flexibel werken
De werknemer stapt naar de rechter. Hij beroept zich op zijn wettelijk recht om eens per jaar een verzoek in te mogen dienen voor uitbreiding of aanpassing van zijn arbeidsduur-, plek of werktijd. Volgens deze Wet flexibel werken moet een werkgever uiterlijk 1 maand voor de beoogde ingangsdatum formeel reageren op dit verzoek. Omdat de werkgever niet tijdig heeft gereageerd, eist de werknemer bijbetaling van het verschil van vier uur loon per week, met terugwerkende kracht.
Rechter
De rechter denk daar anders over, blijkt uit de uitspraak van 28 april. De werknemer kan zich volgens de rechter niet beroepen op de Wet flexibel werken, omdat hij ten tijde van zijn aanpassingsverzoek als ambtenaar niet onder de Wfw viel, maar onder het ambtenarenrecht. Inmiddels is dat wel het geval: ambtenaren vallen nu onder het normale arbeidsrecht. Daardoor zijn aanvragen over arbeidsduur een aantal maanden niet behandeld, stelt de rechter, totdat duidelijk is geworden hoe de Rijksoverheid hier op moest reageren. Ook zegt de rechter dat de werkgever terecht heeft gewezen op de rijkscao, waar in artikel 3.1 staat dat een vermeerdering van uren alleen binnen de eigen functie of binnen de tot die functie behorende werkzaamheden mag vallen. In artikel 2 lid 15 van de Wfw staat ook dat de cao hier van mag afwijken. De rechter wijst het verzoek van de werknemer daarom af.