Fout met proeftijd komt werkgever wel heel duur te staan

Er wordt niet voor niets altijd op gehamerd: leg afspraken over een proeftijdbeding zorgvuldig vast. Een foutje kan je als werkgever duur komen te staan. Dat ondervond onlangs een werkgever die een ontslagvergoeding van € 17.000 moet betalen voor een werknemer die effectief maar drie dagen gewerkt heeft. Toch is dit volgens de kantonrechter een ‘billijke’ vergoeding.

Ontslag na een maand

In de rechtszaak die diende bij Rechtbank Midden-Nederland, gaat het om een werkneemster die op basis van een tijdelijk contract vanaf 1 januari 2025 bij een zorginstelling zou gaan werken. Al na een maand wordt ze ontslagen. Haar vakantie van drie weken in de maand januari en discussie over het rooster na terugkomst, zijn de aanleiding. De werkgever dacht haar te kunnen ontslaan vanwege het proeftijdbeding, maar de werkneemster betwistte dat daar sprake van was. De kantonrechter ging daarin mee.

Onduidelijk contract

In de arbeidsovereenkomst staat dat de werkneemster met ingang van 1 januari 2025 bij de werkgever in dienst treedt voor de duur van zes maanden. Even verderop staat ook dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 2 juli 2025. Dat is een duur van zes maanden en twee dagen. Dit is onduidelijk, vindt de rechter en dat valt de werkgever te verwijten. Bij een dienstverband van zes maanden of minder mogen werkgevers geen proeftijd afspreken. De kantonrechter verklaart de proeftijd dus nietig. Zes maanden wordt immers vermeld in de arbeidsovereenkomst.

Billijke vergoeding

Wensen voor de vakantie- en roosterplanning had de werkgever gewoon kunnen bespreken met de werkneemster. Dat is geen grond voor ontslag. Door deze uitspraak heeft de werkneemster niet alleen recht op de wettelijke transitievergoeding van € 83,30, maar krijgt ze ook een billijke vergoeding van € 17.000. Het bedrag dat ze aan brutoloon zou hebben ontvangen als ze haar halfjaarcontract had kunnen uitdienen. De werkgever moet ook de proceskosten vergoeden.