Nieuws
Publicatiedatum: 11 april 2022 | Geschreven door: Hans Delissen

Nauwelijks controle op schijnzelfstandigheid

De Belastingdienst worstelt met de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Dba). Deze wet is zes jaar geleden in het leven geroepen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De Belastingdienst corrigeert steeds minder. Dit blijkt uit het rapport Handhaving Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid dat de Rekenkamer op 5 april aan de Eerste en Tweede Kamer heeft aangeboden.

Handhaving is complex

In de eerste plaats beschikt de Belastingdienst over beperkte handhavingsmodelijkheden door het ingestelde handhavingsmoratorium dat bij het intreden van de wet meteen werd afgekondigd en nu nog steeds van kracht is. Ook ontbreekt het bij de Belastingdienst aan voldoende arbeidscapaciteit. En last but not least, het onderscheid maken tussen loondienst en ondernemerschap is bijzonder arbeidsintensief voor inspecteurs van de Belastingdienst.

Wat is schijnzelfstandigheid?

Er is sprake van schijnzelfstandigheid als iemand als zelfstandige werkt terwijl er arbeidsrechtelijk sprake is van een dienstverband. Door schijnzelfstandigheid loopt de schatkist belastingen en premies mis, hebben werknemers geen sociale bescherming en ligt arbeidsuitbuiting op de loer. Ook kan er sprake zijn van oneerlijke concur­rentie met werkgevers die wel werkenden in vaste dienst nemen.

Reactie staatssecretaris

In een reactie deelt de staatssecretaris de conclusies van de Rekenkamer. “De conclusies bevestigen het beeld dat het maken van een onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen complex is voor zowel zelfstandigen, bedrijven als Belastingdienst en dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken om de arbeidsmarkt te hervormen en met aanpassingen te komen. Als onderdeel van dit pakket arbeidsmarktmaatregelen, wordt in lijn met het coalitieakkoord, ook gekeken naar de (inzet van) publiekrechtelijke handhaving. De bevindingen uit het rapport zullen daarbij worden meegenomen.”