Checklists
Laatst gewijzigd op: 28 april 2023
Borstvoeding onder werktijd

Borstvoeding en kolven tijdens werktijd

Er is een hoop werk aan de winkel als net bevallen werkneemsters borstvoeding willen geven of willen kolven tijdens werktijden. In het Arbobesluit en de Arbeidstijdenwet zijn diverse bepalingen opgenomen over het recht om borstvoeding te geven (of te kolven) en de plichten van de werkgever over het beschikbaar stellen van een geschikte ruimte daarvoor, de aanpassing van werk- en rusttijden en het vermijden van gezondheidsrisico’s voor moeder en kind. Werkgevers moeten daarbij ook de ‘maatregelenladder’ hanteren. 

Recht op borstvoeding geven of kolven

Volgens artikel 4.8 van de Arbeidstijdenwet heeft de werknemer tijdens de eerste negen maanden na de bevalling het recht om in (betaalde) werktijd in alle rust en afzondering het kind borstvoeding te geven dan wel te kolven. Het werk mag hiervoor onderbroken worden, zolang de werkneemster niet meer dan maximaal een kwart van de werktijd voor borstvoeding of kolven gebruikt. 

Geschikte ruimte beschikbaar stellen

De werkgever moet de werkneemster in staat stellen borstvoeding te geven of te kolven. Daarvoor moet de werkgever volgens het Arbobesluit artikel 3.48 een daarvoor geschikte ruimte beschikbaar stellen. Dus niet een gangkast, toilet of half open ruimte. Is die mogelijkheid er niet, dan kan de werkneemster naar de baby toegaan om te voeden of zelf een kolfplek elders regelen. De door de werkgever ter beschikking gestelde ruimte moet voldoen aan de volgende eisen:  

  • risicovrij, dus zonder de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen of verontreinigingen; 
  • hygiënisch, dus schoon; 
  • van binnenuit afsluitbaar; 
  • met voldoende privacy, rust en afzondering; 
  • voorzien van bed of rustbank; 
  • met voldoende verse lucht (ventilatie); 
  • voorzien van klimaatbeheersing (verwarming/koeling).

Arbeidstijden aanpassen

Tijdens de eerste zes maanden na de bevalling gelden er ook speciale regels over arbeidstijden. Deze staan in artikel 4.5 en 4.8 van de Arbeidstijdenwet. Werkneemsters die borstvoeding geven of kolven, hebben in die periode meer recht op (betaalde) pauze, tot maximaal een achtste van de werktijd per dag. Er mag niet meer dan 10 uur arbeid per dienst worden gedraaid en niet meer dan 45 uren per 16 weken (of maximaal 50 uur per vier weken). De werkgever moet ook kijken of nachtdiensten, onregelmatige werktijden en overwerk te voorkomen zijn. 

Heeft een werkneemster vragen over een specifieke situatie, dan heeft ze het recht deze te bespreken met de bedrijfsarts, arbodeskundige of arbodienst.

Gezondheidsrisico’s vermijden

De werkgever moet ervoor zorgen dat de werkneemster na de bevalling geen risico loopt en ook de baby door de borstvoeding geen risico loopt. Daarom moeten de risico’s voor de vrouw die borstvoeding geeft of kolft in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) worden vastgelegd. Aanvullende maatregelen die noodzakelijk zijn moeten in het Plan van Aanpak staan. Tot slot moet de werkgever de werkneemster tijdig voorlichten over alle risico’s. Die risico’s zijn: 

  • fysieke belasting, zoals tillen, bukken, staan en zitten; 
  • psychosociale arbeidsbelasting, zoals werkdruk en stress; 
  • onregelmatige werktijden, nachtdiensten en overwerk; 
  • gevaarlijke stoffen, zoals oplosmiddelen, bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen; 
  • biologische agentia met het oog op infecties, zoals bacteriën, virussen en parasieten.

Maatregelenladder

Om risico’s na de zwangerschap te vermijden schrijft artikel 1.42 van het Arbobesluit de volgorde voor van maatregelen die de werkgever moet nemen. Het is een soort ladder: de werkgever mag pas een volgende maatregel nemen als een eerdere maatregel niet uitgevoerd kan worden. Het gaat dan om:  

  • het wegnemen van de risico’s binnen de eigen functie en de eigen werkplek;  
  • aanpassing van het werk of aanpassing van de werk- en rusttijden;  
  • ander werk;  
  • het tijdelijk vrijstellen van het verrichten van arbeid.