Nieuws
Publicatiedatum: 1 november 2022 | Geschreven door: Wander de Groot
hoge raad

Hoge Raad: mondeling aanzeggen is niet voldoende

Een betonleverancier zegt het tijdelijk contract met een werknemer meer dan een maand voor het einde van het dienstverband mondeling op. De werknemer vindt snel een nieuwe baan, maar eist via de kantonrechter toch een maand extra loon, omdat de werkgever niet schriftelijk heeft opgezegd, zoals de wet stelt.

Onzin

De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer af. Hij geeft de werkgever gelijk, die de aanzegvergoeding onzin vindt. Of in juridische termen: dat het naar de eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de werkgever een aanzegvergoeding verschuldigd terwijl de werknemer geen inkomensverlies heeft, aangezien hij meteen een nieuwe baan had.

Hoger beroep

De werknemer gaat in hoger beroep bij de rechtbank. Die bepaalt dat de werknemer wel degelijk recht heeft op de aanzegvergoeding, tenzij de werkgever alsnog met schriftelijk bewijs komt van de aanzegging. Maar dat lukt de werkgever niet. De uitspraak van de rechtbank: de werkgever moet de aanzegvergoeding betalen.

Moraal

Tegen die uitspraak gaat de werkgever in beroep. Hij wendt zich tot de hoogste rechter, de Hoge Raad. Die stelt op 7 oktober vast: een werkgever moet altijd schriftelijk (en op tijd) aanzeggen. Zo niet, dan is de werkgever de werknemer altijd een extra maand loon verschuldigd, conform art. 7:668 lid 3 BW. Moraal van dit verhaal: zeg altijd schriftelijk aan.